8. De Lethe – vroeger smokkel- nu natuurparadijs

[19 juni 2020] Na de vesting Oudeschans rijd ik over de Oudeschanskerweg richting Bellingwolde. Dan bij het dorp niet direct rechtsaf het dorp in maar naar het oosten fiets ik door de prachtige omgeving van het natuurgebied De Lethe langs het B.L.Tijdenskanaal. Dit natuurgebied ligt tegen de Duitse grens. Een heerlijk verstild gebied waar je ook uren kunt wandelen. Ook hier opgeknapte schansen: restanten van een rumoerig verleden. De mooiste verhalen uit de Lethe gaan echter niet over oorlog, maar over de oude smokkelpraktijken.

Het buurtschap de Lethe ligt tegen de Duitse grens in Oost-Groningen, net buiten het dorp Bellingwolde. Het is een dun bevolkt gebied van 60 hectare, waar behalve natuur ook gerestaureerde verdedigingswerken te vinden zijn.
Het gebied is genoemd naar een oude waterloop. Lethe betekent laagte, de naam vindt zijn oorsprong in de mythologie en verwijst naar de onderwereld, naar de ‘Rivier der vergetelheid’.

Lang geleden lag in dit gebied een uitloper van een groot hoogveenmoeras. Op de smalle zandrug die er doorheen loopt werden tijdens de Tachtigjarige Oorlog militaire versterkingen aangelegd. Door de eeuwen heen is hier echter meer gesmokkeld dan gevochten.

De gerestaureerde fleche aan de grens in De Lethe
De gerestaureerde fleche aan de grens in De Lethe

In de zeventiende eeuw begon men het moeras droog te leggen. De turfstekers en landarbeiders, die het gebied ontgonnen hadden, vulden hun karige inkomsten aan door smokkelwaar over de vestingdijken en soldatenpaadjes de grens over te brengen. Tegenwoordig is de Lethe grotendeels eigendom van Staatsbosbeheer en vinden mensen die rust zoeken hier volop de ruimte om te wonen en te recreëren. Je treft hier nu een wandelgebied met grote erven, boomsingels, weiden, akkertjes, greppels, wallen, vogelrijke bosjes en de oude smokkelpaadjes.

Door extensief beheer van de graslanden zijn bloemrijke weiden ontstaan, waar onder andere de grote weerschijnvlinder voorkomt. De Lethe is het broedgebied van meer dan veertig soorten zangvogels. Ransuilen hebben hun nesten in de elzen. ‘s Zomers kun je hier wielewaal, spotvogel en geelgors horen zingen. De zeldzame grote modderkruiper leeft in de slootjes, op de oevers bloeit de hemelsleutel.

Er loopt een langeafstandswandelroute door het gebied, het Noaberpad (LAW 10). Dat pad maakt deel uit van een gemarkeerde route door het grensgebied. Als je de route loopt zie je bijna altijd reeën. Ook de fazant, eekhoorn en wezel hebben zich in de Lethe gevestigd.
Op sommige plaatsen heb je uitzicht op de windmolens, net aan de andere kant van de grens. De mensen die hier wonen zijn niet blij met deze molens in het buurland, zo dicht bij hun huis.

Pad in De Lethe
Pad in De Lethe

De Lethe ligt er ingedut bij, landelijk en gemoedelijk. Dat is wel eens anders geweest. De gerestaureerde verdedigingswerken, een redoute en een flèche met daartussen de Soldatendijk, werden in de 18e eeuw aangelegd om het land te beschermen, maar in de praktijk voornamelijk gebruikt om smokkelpraktijken te bestrijden.
In de 19e eeuw was het niet anders. In de Opregte Haarlemsche Courant van 16 februari 1853 stond te lezen dat in De Lethe, op een bevolking van zo’n 250 inwoners, slechts vier huishoudens tot de landbouwersstand behoorden en dat alle andere inwoners, zowel mannen, vrouwen als kinderen, zich uitsluitend bezig hielden met het ‘insluiken van aan accijns onderworpen’ goederen.

Voor de arme boerendagloners, die ‘s winters niets konden verdienden, was smokkelen één van de weinige manieren om het hoofd boven water te houden. Niet de netste, maar wel een lucratieve. Alles wat aan één van beide zijden van de grens ook maar iets goedkoper was, was het smokkelen waard. De belangrijkste smokkelwaar was jenever, maar ook in suiker werd flink ‘gehandeld’.

De jenever werd vlak over de grens uit Duitsland gehaald en op bestelling geleverd in de regio. Maar de inwoners van De Lethe lustten zelf ook een slokje! Geen gelegenheid werd onbenut gelaten en geen reden was te gek voor een borrel: het binnenhalen van de oogst, het slachten van een varken, tegen de kou of de warmte, bij buik- en kiespijn. Zo constateerde ene Grietje Smit eens, na het tellen van de 28 vlooien die ze ‘s nachts gevangen en in de po verdronken had, dat dit record een zuivere reden voor een feestje was!

Kinderen kwamen al vroeg in aanraking met sterke drank. Ze kregen een foppertje in de mond, een katoenen lapje gevuld met suiker, dichtgebonden met een draadje en gedrenkt in jenever. Je had er geen kind aan ‘s nachts. Maar ook ‘wurms’ (wormen) en pijn bij het wisselen van de gebitjes werd verdreven met drank.
Jenever werd gesmokkeld in rekbare varkensblazen die men snel in het water of hoge gras kon laten verdwijnen bij dreigend gevaar. Soms was lekprikken de enige mogelijkheid om te voorkomen dat men met smokkelwaar werd betrapt. Want het ‘sluiken’ was niet zonder gevaar. De grens werd bewaakt door commiezen, die zo nodig met scherp schoten. Er was een heel seinsysteem bedacht om elkaar te waarschuwen. Baanderdeuren die open of juist dicht waren. Wasgoed aan de lijn om aan te geven of een patrouille op pad was. En als het lukte om de commiezen te misleiden, had heel De Lethe pret.

Een plaggenhut zoals waarin Albertje Loeks woonde
Een plaggenhut zoals waarin Albertje Loeks woonde

Een paar mannen uit Pekela, die hun geluk ook eens wilden beproeven, vroegen in De Lethe de weg naar een leverancier in Duitsland. Dat werd hen verteld, maar bij terugkomst werden ze opgewacht door ‘commiezen’, heel geloofwaardig gekleed in pelerines. De ‘burgemeester’, met een voor de gelegenheid geleende hoed, veroordeelde de mannen tot een boete van 25 gulden en verbeurdverklaring van hun smokkelwaar. Ze konden berooid en met lege handen vertrekken naar Pekela. Daarna was het vier dagen feest in De Lethe. Eerst werd de buit opgedronken en daarna werd voor de 25 gulden nieuwe voorraad gehaald.

Ook de grensbeambten moesten slim zijn. Zoals de commiezen die met een list een kudde gesmokkelde schapen konden onderscheppen. Ze hoorden de dieren vlak over de grens, maar moesten constateren dat de smokkelaar hen door had. Om de smokkelaar om de tuin te leiden vertrok één commies met de jas van de ander aan een stok over zijn schouder. In het bijna duister leek het of beiden vertrokken. Even later kon de achtergebleven beambte de smokkelaar én schapen inrekenen.

Maar dat het voor de autoriteiten dweilen met de kraan open was, blijkt wel uit het feit dat ene Albertje Loeks precies 123 keer werd veroordeeld voor smokkelpraktijken. Geert Schreuder heeft voor het Museum de Oude Wolden (MOW) in Bellingwolde een mooi schilderijtje gemaakt van Albertje Loeks. Het is overigens een aanbeveling om het museum te bezoeken!

Grenspaal in het maisveld
Grenspaal in het maisveld

Het smokkelen was dus een voortdurend kat-en-muisspel, waar in de loop van de 20e eeuw een eind aan kwam. Met het Verdrag van Schengen (’85/’86) en later het wegvallen van de grenscontroles, kwam een eind aan de smokkelpraktijken en werd De Lethe een keurig dromerig gehucht te midden van natuurgebied. Maar de verhalen leven voort! (Zie  http://www.deverhalenvangroningen.nl).

Ga je achterin De Lethe even een stukje linksaf, naar het oosten, zet dan je fiets even weg en loop een paar honderd meter richting de akker. Daar zie je een stuk verder, op de akker, de oude grenspaal staan. Deze staat op een knik in de grens.

Gebruikte informatie
* Informatie van IVN
* Groninganus – Het beruchte smokkelaarsoord De Lethe
* De verhalen van Groningen – Een gevaarlijk kat-en-muisspel aan de grens
* Jacht op de Smokkelkoningin, DvhN, 25 maart 2015, over Albertje Loeks:
* YouTube-clip MOW over Albertje Loeks