Landjepik

Naoorlogse compensatie door Duitsland: goud, goederen, arbeid of… land

Nederland zat er economisch flink doorheen aan het eind van de Tweede Wereldoorlog. Stemmen kwamen op over hoe de Duitsers boete konden doen voor al het aangedane leed. Duitsland zelf was er nog erger aan toe dan Nederland. Steden lagen in puin.
Waar kon Nederland nog aanspraak op maken?
Wat overbleef: de mogelijkheden voor gebiedsuitbreiding. Nederland wilde stukken van Duitsland in bezit krijgen.
Dit heeft in 1949 uitgemond in enige uitbreidingen van het Nederlandse territorium over de Duitse grens. Maar de tijden veranderden geleidelijk weer in de jaren 50 en men kwam tot ’t inzicht dat ’t helemaal niet werkte. Eén stukje Duitsland is echter toch Nederlands gebleven.

Voor de eerste naoorlogse generatie was het scheldwoord ‘moffen’ voor Duitsers nog gangbaar. De meeste millennials hebben misschien niet eens meer zélf te maken met uit de eerste hand vernomen herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog. Inmiddels zijn zelfs opa’s en oma’s meestal al geboren ná de oorlog. Op de Nationale Veteranendag zien we jaarlijks minder veteranen uit de oorlog zelf.
Maar op 4 mei, bij de Nationale Dodenherdenking, is er jaarlijks weer een scholier, die een gedicht voordraagt. Een moment om een brug te slaan tussen heden en verleden.

Duitsch Grondgebied zonder Duitschers

Juist in de laatste fase van de oorlog, waarin ook nog een hele strenge winter zat – de rampzalige hongerwinter in de grote steden – ,  was de ellende en de vernietiging immens. De Duitse bezetters lieten een verwoest Nederland achter.
Het Nederlandse volk zat vol met anti-Duitse gevoelens. Gevoelens die een halve eeuw later, voor  meerdere generaties naoorlogse Nederlanders, nog voelbaar waren. Een breed gedeeld sentiment bij het Nederlandse volk, bevrijd in 1945, was dan ook: de wens van genoegdoening.
Of: de eis van genoegdoening.

Maar ja, van een kale kip is niet veel te plukken: Duitsland zelf was nog meer verwoest dan Nederland. Dus die eerste door Nederland neergelegde eis, 25 miljard gulden, sloeg eigenlijk nergens op. Bovendien: wie of wat was ‘Duitsland’ in 1945? Het gebied viel onder het bezag van de vier geallieerde bevrijders: Frankrijk, Engeland, de Verenigde Staten en Rusland.

Toch verenigden in Nederland zich de vertegenwoordigers van de eis voor oorlogscompensatie. Aangezien geld of goud onmogelijk was en ook Duitse arbeid niet een haalbare optie was – Nederlanders hadden liever juist niet met Duitsers te maken – kwam men uit op hét alternatief: annexatie van Duitse grond.

Duitse annexaties - Het Nieuwe Ideaal

Koningin Wilhelmina was een groot voorstander. Maar bij de ondertekenaars van het manifest, dat werd opgesteld om de eisen hard te maken, hoorden veel nu nog steeds gerespecteerde notabelen:  artsen, hoogleraren, politici en zelfs de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken. Zo zag het Nederlands Comité voor Gebiedsuitbreiding het daglicht.Ook de heer Van der Goes van Naters, toen de voorman van de Nederlandse Partij van de Arbeid, was een voorstander, die later nog een speciale rol speelde bij de ‘landjepik’-praktijk.

Een heel scala aan pamfletten en brochures zag het daglicht. In 1946 mondde dit uit in een annexatievoorstel dat bijna 5000 km2 behelsde. En dat was dan nog maar de helft van het initiële  voorstel, waarbij Osnabrück, Keulen, Aken en Münster allemaal Nederlands zouden worden.
Het is bijna niet voorstelbaar, maar deze voorstellen behelsden ook nog de gedwongen verhuizing van alle Duitse mensen uit het beoogde gebied. Het zou gaan om miljoenen mensen!

Landcompensatie WOII

In de Nederlandse pleidooien werd onder meer geformuleerd, dat Nederland vanwege sterke toename van de bevolking deze extra grond ook hard nodig had. Jaarlijks vertrokken er al 100.000 mensen naar Canada, Australië, Nieuw-Zeeland en andere landen. Nederland was, met 9 miljoen inwoners, zo vond men toen, al hartstikke vol! Met extra land erbij zou tegemoetgekomen worden aan de mogelijkheden van Nederlanders in éigen land.

De geallieerde mogendheden stonden totaal niet te springen om Nederland tegemoet te komen. Vooral de westerse hadden eigenlijk veel meer belang bij een degelijke buffer tussen West-Europa en Rusland. Begin 1947 maakte Nederland, bij een conferentie van Ministers van Binnenlandse Zaken, nog aanspraak op een kleine 2000 km2. Het eiland Borkum hoorde hier nog bij, alsmede het land tot aan de Eems in het noorden van het land en dorpen en stadjes aan de andere kant van de grens in Overijssel, Gelderland en Limburg.

Ook in Nederland was er geleidelijk meer weerzin tegen de plannen; werd steeds meer onderkend, dat ze meer door emotie dan door rationaliteit werden aangedreven. De geallieerde mogendheden hadden, als gezegd, ook geen enkel belang.
De onderhandelingen in het laatste jaar vóór de uiteindelijke uitkomst waren vervelend en verstoken van de hoogoplopende emoties van de tijd, nog maar 3 jaren eerder, van de totale frustratie van nét na het einde van de oorlog. Het was iedereen duidelijk, dat er eigenlijk niets meer te halen viel, doch ook dat er toch nog van iéts sprake moest zijn, een soort ‘doekje voor het bloeden’.

Eisch Duitschen grond!

In het voorjaar van 1949 werd bij een slotverklaring op een conferentie in Londen overeengekomen, dat er een aantal grenswijzigingen worden doorgevoerd ten gunste van Nederland: Nederland krijgt er bij elkaar 69 km2 aan land bij, een gebied met ongeveer 10.000 Duitse inwoners. Naast een paar handen vol minimale grenscorrecties betrof het twee min of meer substantiële gebieden: Elten en Tüddern. Deze twee gebieden bestaan uit Duitse ‘inhammen’ in Nederland. Dus: best praktisch om deze dan maar bij Nederland te voegen.
Deze slotverklaring werd op 23 april 1949 in Londen ondertekend en nog dezelfde dag marcheerden Nederlandse strijdkrachten deze gebieden in en sloegen nieuwe grenspalen in de grond.

Nog in datzelfde jaar werd ons nieuwe buurland opgericht: West-Duitsland. Dit bracht bijna direct een helemaal nieuwe situatie voort: een nieuw land, geheel door de westerse mogendheden ondersteund, om een vriendschapsrelatie mee op te bouwen.

En dan hoe ’t allemaal uitpakte met de stukken land die ‘verhuisden’: al heel snel werd duidelijk, dat ’t eigenlijk helemaal niet werkte, althans niet zoals vooraf bedacht. Nederland kreeg er in Elten een ‘berg’ bij: Hoch Elten. Al kort na de annexatie ontstond een enorme toeloop van ‘toeristen’: Nederlanders kwamen zondagmiddag en masse naar ‘onze berg’. Op de top van de Elterberg tref je ook nu nog een echt pannenkoekenhuis.
De Duitse mensen bleven echter gewoon Duits. En dat gold ook voor de Duitse mensen in de Selfkant, de gemeente Tüddern, ietsje zuidelijk van Sittard, in de Duitse inham in Zuid-Limburg, die op 23 april 1949 Nederland werd.
Dus wat waren we er nu éigenlijk mee opgeschoten?

Inmiddels was er nog een ander ‘grens’-issue, dat Nederland met het nieuwe West-Duitsland wilde bespreken: de grens in de Dollard, de monding van de Eems, bij de Groningse grens. De beoogde annexatie van de Duitse kant van de Dollard was niet gerealiseerd en nu zat Nederland nog steeds met een grens in de Dollard die betekende dat deze Dollard eigenlijk bijna helemaal Duits was.
Het spreekt vanzelf dat West-Duitsland niet erg happig was om besprekingen te starten.

De Nederlandse annexaties
De Nederlandse annexaties, met Elten en Selfkant in de cirkels

Zo zat Nederland in de jaren vijftig met een paar stukken niet-Nederlands Nederland. In Elten en Tüddern bleven de mensen Duits. Naarmate de verhoudingen tussen West-Duitsland en Nederland beter werden, werd het gevoel van trivialiteit van de grenscorrecties van 1949 steeds manifester.
De confrontatie met allerhande lastige uitzonderingssituaties, bijvoorbeeld met paspoorten, met hantering van strafrecht, riep ook alleen maar ergernis op. Deze grenscorrectie brachten eigenlijk alleen maar ‘gedoe’.

Overigens spraken en spreken de meeste mensen in deze streken aan weerszijden van de grens een dialect dat ze met elkaar delen. Vooral in Tüddern was verder maar weinig sprake van enige ‘verandering’. Daar maakte zelfs de uiteindelijk teruggave, in 1963, niet veel indruk meer.

Tegen het einde van de jaren 50 begonnen de onderhandelingen over teruggave. Uiteindelijk werd daarbij het ‘grensprobleem’ van de Dollard niet eens opgelost. Dat is er inderdaad nog steeds. Wel kreeg Nederland in 1963 125 miljoen gulden schadevergoeding.
Dit bedrag is een heel stuk lager, dan de waarde van de internationale ‘handel’ in de nacht van de correctie, in 1963. Deze nacht, bekend als de ‘Butternacht’ is een legendarische geworden. Op de vorige dag werden honderden volle vrachtwagens met waren in Elten en de Selfkant geparkeerd. De volgende morgen stonden ze in een ander land. Zonder grensoverschrijding.

Marinus van der Goes van Naters (1900-2005)
Marinus van der Goes van Naters (1900-2005)

Eén grenscorrectie is niet teruggedraaid: de Duivelsberg ten oosten van Nijmegen. Daar heeft de heer Van der Goes van Naters zelf voor gezorgd. Dit stukje nieuw-Nederland paste ook geografische en cultureel eigenlijk beter bij Nederland, zo liet hij zich vertellen door enige belanghebbenden. En dat klopte eigenlijk ook wel. Van der Goes van Naters kende de Duivelsberg zelf ook goed, want hij kwam zelf uit Nijmegen.
Hij ontmoette de Duitse ambassadeur bij een diner georganiseerd door de Duitse ambassaderaad en bracht daar het onderwerp ter sprake gebracht. Deze ambassadeur dacht dat er daar 3000 Duitsers woonden. Toen Van der Goes van Naters ‘m verduidelijkte, dat het er slechts 3 gezinnen woonden, die nota bene Nederlands spreken, was het pleit beslecht en dronken ze er een goed glas wijn op.

Verwijzingen:
* Wikipedia-pagina over Nederlands Comité voorgebiedsuitbreiding
* Andere tijden: ‘Eisch Duitschen grond!’
* Annexatie Elten-Tüddern (artikel op historiek.net)
* Boek: Landjepik – Hans Smits (2012)



*