[7 oktober 2020] Ik ga de grens weer over en kom een stukje oostelijker uit in het dorpje Jabeek.
Net voorbij Jabeek vind je een mooie holle weg. Hier staan bordjes met de waarschuwing dat je hier moet oppassen voor het Vliegend Hert, een enorme kever met horens. Kort achter Etzenrade kan ik via een mooie fietsroute een heel stuk naar het oosten. De route blijft op de grens lopen.
Ik sla nog even af naar het grote Duitse dorp Gangelt, dat vroeger een mooi vestingstadje geweest moet zijn. Er staat nog een oude toren en stadspoort, maar tja… de rest is niksig; daar hoef je eigenlijk niet voor om te rijden.

De Roode Beek (ook wel Rode Beek) is in het noordwesten van de Selfkant een grensriviertje; ook in het zuiden en zuidoostelijk van de Selfkant (oostelijk van het oude Duitse stadje Gangelt) dient het eveneens als grensrivier.
Jabeek is een mooi dorpje in de heuvels. Er wonen ongeveer 700 mensen. Tot 1982 was het, wat het aantal inwoners betreft, de allerkleinste zelfstandige gemeente van Nederland. Buiten Jabeek staat langs de Roode Beek een oude watermolen, de Roermolen, waarvan het grote houten rad echter al lang geleden verdwenen is.
Bij Etzenrade staan prachtige oude Limburgse carréboerderijen. Sommige van deze boerderijen zijn ondergronds met gangen verbonden. Dit stamt uit de tijd van de Bokkenrijders; op deze manier kon men naar elkaar vluchten. Bokkenrijders waren volgens het volksgeloof personen of geesten die op bokken door de lucht reden. In praktijk was het een bende dieven, afpersers en plegers van gewelddadige berovingen. Ze waren in de periode tussen 1740 en 1798 in Limburg en aanpalende streken, België, Brabant tot aan de Kempen en ook tot over de Duitse grens actief.

De strooptochten en afpersingen waren over het algemeen gericht tegen boerderijen en pastorieën op het platteland. Later kregen de bokkenrijders bij sommigen een Robin Hood-achtige status. Tegenwoordig denkt men dat sprake was van diverse criminele bendes en individuen, die geen connecties met elkaar hadden. Ook acht men een groot deel van de circa 1.200 beschuldigden en circa 500 veroordeelden onschuldig omdat de meeste bekentenissen werden afgedwongen door middel van martelingen.
Bokkenrijders behoren thans tot het immaterieel cultureel erfgoed van Limburg. Willy Vandersteen verwerkte in 1948 de bokkenrijders in een Suske en Wiske-verhaal (nummer 136) met als titel De Bokkerijders. Niet ver van het buurtschap Op den Hering, aan de Heringsweg – in het uiterste noordoosten van Zuid-Limburg – bevindt zich het Openluchtmuseum Nonke Buusjke. Het museum ligt ongeveer 500 meter vanaf de grens en aan de rand van de Schinveldse Bossen. Nonke Buusjke bestaat uit een verzameling Zuid-Limburgse vakwerkhuizen en werkplaatsen uit het begin van de vorige eeuw. Middelpunt is de geheel gerestaureerde vakwerkboerderij. Daaromheen zijn de bijgebouwen als bakhuis, stroopstokerij, timmerwerkplaats, weefhuis, klompenmakerij en schoenmakerij te bezichtigen. Alle gebouwen zijn volledig ingericht met authentieke meubels en gebruiksvoorwerpen die rond 1900 op het Limburgse platteland werden gebruikt. Een collectie landbouwwerktuigen uit de tijd voor de mechanisatie maakt de herinnering aan een voorbije samenleving compleet.

Thei Berkers, overleden in 2001, is de architect van de levensfilosofie die aan het Nonke Buusjke ten grondslag ligt. Zijn kerngedachte is dat de wereld door onze dolgedraaide consumptiemaatschappij naar de knoppen gaat wanneer de mens niet op zijn schreden terugkeert.
Gebruikte informatie
* Jabeek, wikipedia
* Nonke Buusjke
* Roode Beek, wikipedia
* Bokkenrijders, wikipedia